Observaties in mijn buitenterrarium
Introductie en beschrijving van mijn buitenterrarium
In 1995 heb ik een buitenterrarium gebouwd in mijn tuin nadat ik mijn vriend Udo Strathemann had bezocht.
Hij verzorgde verschillende soorten kousebandslangen (Thamnophis spp.) en de Noordelijke Waterslang (Nerodia sipedon sipedon) jaarrond in zijn tuin in een buitenterrarium (Strathemann, 1995). Hij had zijn buitenterrarium in het midden van zijn tuin gebouwd zodat het de gehele dag zon kon ontvangen zonder schaduw.
Ik kan me dit bezoek nog goed herinneren, het was vroeg in het voorjaar en ondanks dat het bewolkt was en (naar mijn mening) een beetje te koud was om actieve slangen waar te nemen zagen we toch een paar Kousebandslangen (Thamnophis radix en Thamnophis sirtalis parietalis) “zonnen” tussen een paar grote stenen en het hoge gras. Ik vond het zo geweldig om de slangen buiten in de tuin te zien (het was net alsof je de slangen zag liggen in hun natuurlijke habitat in Amerika) dat ik besloot om er zo snel mogelijk zelf eentje te gaan bouwen.
Een buitenterrarium is een unieke manier om veel over het natuurlijke gedrag van Kousebandslangen en Waterslangen te leren, met name hoe ze reageren op de temperatuur en de verschillende weersomstandigheden door de seizoenen heen. Het voegt een extra dimensie toe aan het houden van deze fascinerende slangen in gevangenschap.
Mijn L-vormige buitenterrarium is gebouwd tegen de achterkant van mijn schuurtje en het stenen muurtje vormt meteen de achterkant van mijn buitenterrarium. Het terrarium meet ongeveer 3 x 4 meter (L x B) en de oppervlakte zal ongeveer 10 m² bedragen. De overige 3 wanden (buiten de stenen achterwand) kanten bestaan uit glazen panelen van 0,8 x 1 m. Deze zijn gelijmd in een ijzer frame wat in de kassenbouw wordt gebruikt (ik woon tussen de kassen). De glazen wanden in het ijzeren frame zijn gebouwd op een betonnen fundering (50 cm hoog, waarvan 40 cm ondergronds is om te voorkomen dat ratten en muizen zich het terrarium in kunnen graven). Een smalle strook (10 cm breed) van glas is haaks op het glas bevestigd om te voorkomen dat eventuele pasgeboren baby slangen bij nat weer tegen het glas aan omhoog kunnen kruipen en ontsnappen.
Een kleine vijver met een moerasgedeelte zijn gemaakt van plastic vijverfolie.
Het vijvergedeelte is ongeveer 80 x 80 cm en tevens 80 cm diep. Een waterlelie en wat zuurstofplantjes zoals hoornblad groeien in de vijver. Een overwinteringbunker is gemaakt van een soort houten koker waardoor de slangen tot ongeveer 80 cm diep onder het bodemoppervlak weg kunnen kruipen. Dit zou zelfs in een winter als 2009/2010 onder de vorstgrens moeten liggen. Omdat de grond in het terrarium voornamelijk uit zware klei bestaat verwacht ik niet de slangen zichzelf makkelijk kunnen ingraven.
Ik ben er niet zeker van dat alle slangen inderdaad de overwinteringbunker gebruiken, een paar jaar terug controleerde ik de bunker in het hele vroege voorjaar en dit leverde geen slangen op. De slangen zouden bijvoorbeeld op de bodem van het vijvertje kunnen overwinteren zoals dat in de literatuur is beschreven.
Of mogelijk tussen het vijverfolie en de bodem.
Karkos (2009) beschrijft hoe een van zijn T.radix een nachtvorst in februari 2009 probleemloos overleefde door de nacht door te brengen op de bodem van zijn vijver.
Mijn terrarium staat op het zuidoosten, wat sub-optimaal is. Vanwege deze ligging ontvangt het in de zomer zon vanaf kort na zonsopkomst tot kort na de middag. Vanaf 12 uur ligt steeds een groter gedeelte van het terrarium in de schaduw van de schuur en een grote kastanjeboom. Rond 3 uur in de middag schijnen de laatste zonnestralen in het terrarium. In het (late) voorjaar en de (vroege) herfst schijnt de zon minder lang (soms maar 2,5 – 3,5 uur) in het terrarium vanwege zijn lage stand.
Na de bouw zijn er aanzienlijke veranderingen opgetreden. Een recent geplaatste houten schutting en de bomen in de tuin van de buurman zijn dermate hoog geworden (ik had aangeboden ze te snoeien maar daar is mijn buurman nog niet op ingegaan) dat er meer schaduw in het terrarium valt. In de wintermaanden (half oktober tot begin maart) schijnt de zon zelfs op een prachtige zonnige dag nauwelijks in het terrarium. Het optimale buitenterrarium in ons Nederlandse (zeker zo vlak bij de zee) klimaat moet gebouwd worden op een plek waar de zon van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat ongehinderd kan schijnen.
Het feit dat mijn terrarium voornamelijk de ochtendzon vangt is heel relevant. Buiten het feit dat het Nederlandse klimaat erg wisselvallig is en zonnige dagen een zeldzaamheid kunnen zijn is de timing van de zonnige periode ook van belang. Omdat ik redelijk dicht bij de kust woon (ongeveer 5 km) kunnen we met name in het voorjaar hele periodes hebben dat de harde wind na de middag de wolken wegblaast en dan ligt de kuststrook pal in de zon terwijl de rest van Nederland bewolkt is. Helaas kunnen mijn slangen hier niet van profiteren omdat de zon dan al niet meer in het terrarium schijnt.
Qua beplanting gebruik ik voornamelijk planten die ik mooi vind, die goed in het terrarium kunnen groeien en niet te hoog worden.
Pas op voor snel groeiende planten waar de slangen makkelijk in kunnen klimmen om te ontsnappen.
Sommige soorten varens bijv. vouwen hun (redelijk stevige) bladeren in het voorjaar vrij snel uit en deze kunnen vrij hoog worden.
In de laatste 10 jaar zijn er meer en meer mensen erg enthousiast geworden over een buitenterrarium (veel van hen zijn lid van de Europese Kousebandslangen Vereniging (EGSA) en er zijn redelijk wat artikelen verschenen in “The Garter Snake” (het kwartaal blad van de EGSA)). Martin Hallmen (2003) heeft een uitstekend boekje gewijd aan dit onderwerp naast vele artikelen in “The Garter Snake” over alle soorten kousebandslangen die hij succesvol buiten heeft verzorgd over de jaren.
Ik heb in de afgelopen jarenverschillende soorten Kousebandslangen en Waterslangen gehouden in mijn buitenterrarium, onder andere Thamnophis sirtalis sirtalis (normale plus melanistische vorm) (Bol, 1997), Thamnophis radix en Nerodia sipedon sipedon.
Sinds afgelopen zomer (2009) bestaat de groep van slangen die dit terrarium bewonen uit:
- 2.1 – Thamnophis sirtalis pickeringii (rode vorm) afkomstig uit British Columbia (BC), Canada. Het klimaat in het laagland van BC is erg vergelijkbaar met het westen van Nederland waar ik woon, alleen zijn de zomers in Canada wat beter/warmer.
- 4.8 – Nerodia sipedon insularum afkomstig uit het uiterste zuiden van Ontario, Canada. Het klimaat is niet vergelijkbaar met dat van het westen van Nederland met zijn erg lange en koude winters and zijn relatief hete zomers (ligging ter hoogte van Noord-Spanje, een landklimaat). Maar ze zijn in ieder geval wel bestand tegen lange koude winters.
- 1.3 – Thamnophis radix afkomstig van verschillende kwekers. Exacte herkomst onbekend, maar vanwege het feit dat T.radix als soort vrij noordelijk tot in Canada voorkomt verwacht ik dat ze wel geschikt zijn om buiten te houden. Het blijft natuurlijk wel een gok als je de herkomst niet weet omdat T.radix zuidelijk tot in Texas en New Mexico voorkomt. Maar in zijn totale verspreidingsgebied heerst een landklimaat met koude tot zeer koude winters.
Verschillende leden van de EGSA (European Garter Snake Association, zie link op mijn website) hebben geëxperimenteerd met het verzorgen van meer typisch zuidelijk voorkomende soorten kousebandslangen zoals Thamnophis atratus en T.marcianus in een buitenterrarium. Sommige van deze soorten konden jaarrond buiten gehouden worden en er zijn zelfs jongen buiten geboren. Met name indien je deze meer zuidelijke soorten buiten wilt houden zal de ligging optimaal moeten zijn met een maximaal aantal uren zon. Een wat drogere (zanderige) grond zal ook positief werken, in tegenstelling tot een vochtige kleigrond).
Ik zal trachten met enige regelmaat waarnemingen in het buitenterrarium te melden op de site gedurende het jaar. Op deze manier kan je volgen hoe een jaar uit het leven van een groepje Kousebandslangen en Waterslangen verloopt en hoe veel dat afwijkt van het leven in een terrarium Ik wens je veel leesplezier.
Bol, S., 1997. The melanistic “common garter snake” in the outdoor terrarium (part 1). The Garter Snake 2(2): 2-8
Bol, S., 1997. The melanistic “common garter snake” in the outdoor terrarium (part 2). The Garter Snake 2(3): 8-22.
Karkos, U., 2009. Überraschende Beobachtungen und ein Sommer in der Freianlage. The Garter Snake 14(4):11-15.
Hallmen, M., 2003. Freilandterrarien für Schlangen. Natur und Tier Verlag, Münster, Deutschland.
Strathemann, U., 1995. Freilandhaltung nordamerikanischer Wassernatter der Gattungen Thamnophis und Nerodia. Sauria 17(1): 31-34.